De V-12
Het moment waar ik naar heb uitgekeken: de passagiers mogen de machinekamer van het schip zien. We gaan de motoren bekijken die het 200 meter lange schip voortstuwen. Maar ook continu mijn trommelvliezen laten trillen.
We lopen met een officier mee naar beneden. Bij de deur naar de machinekamer geeft hij ons elk een paar oordopjes. Hij opent de deur.
Ik stap naar binnen, voel het dreunen van de motoren door mijn lijf gaan. De warmte golft me tegemoet.
We lopen door de machinekamer, langs de twee gigantische motoren, naar de besturingsruimte. Als de deur achter ons is dichtgevallen, kunnen we weer met elkaar praten. We zijn in een een ruimte vol met computerschermen, schakelaars en meters. De second engineer heet ons welkom. Hij komt uit Estland, vertelt hij. Hij heeft 12 weken dienst erop zitten en heeft wel zin om naar huis te gaan.
Hij laat ons eerst een computerscherm zien. Er staat een afbeelding van de scrubbers op. Die installatie moet de uitlaatgassen reinigen van zwaveldioxide, zodat die milieuonvriendelijke stoffen niet in de lucht terecht komt. “De installatie hebben we later in het schip gezet, dat moest volgens de nieuwe regelgeving van het IMO”, zegt hij erbij.
Daarna lopen we door de ruimte naar een ander computerscherm. Ik zie een schema met alle ballasttanks van het schip. De tanks zorgen ervoor dat het schip stabiel in het water ligt. Als het schip beladen is met vracht zorgen de tanks dat het schip niet naar voren of achteren helt, maar ook niet naar stuur- of bakboord. De engineer vertelt dat het balast water tegenwoordig eerst behandelt wordt, voordat het in een tank van het schip wordt gepompt. Dat is om te voorkomen dat er zeeorganismen – vreetgrage krabbetjes bijvoorbeeld – worden meegenomen van de ene plek op de aarde naar de andere. Dat is maar goed ook, de ongevraagde gasten kunnen een heel lokaal ecosysteem ontwrichten.
Dan laat hij nog een computerscherm zien. Ik zie een plaatje met de twee scheepsmotoren staan. ‘Power’ staat er bij elke motor. De twee motoren leveren samen een asvermogen van 8400 kW bij een snelheid van 17 knopen. Het verbruik is 2015 kg/h stookolie.
Dat is 8 MW vermogen! Ik probeer de magnitude van het getal op me in te laten werken. We moeten echter verder. Oorpluggen in, we betreden de machinekamer. De engineer schreeuwt iets naar ons. Informatie die grotendeels verloren gaat door het gebrul van de motoren. Ik begrijp dat het de twee motoren zijn die de generatoren aandrijven waarmee elektriciteit wordt opgewekt aan boord.
We lopen door, komen bij het kloppende hart van het schip. Een V-12 motor, twee verdiepingen hoog, staat ritmisch te stampen. Zes cilinders aan een kant van de machine, zes aan de andere. We dalen een trap af, komen een verdieping lager uit. Ik kijk naar de as die een schroeven aandrijft. Roterend staal, zo dik als een boomstam, met een aslengte van zeker 20 meter. Ik voel de brute kracht die de motor afgeeft aan het water.
Het vermogen van 42000 wielrenners
We zijn terug in de drivers messroom voor een kop koffie. De oorpluggen zijn uit, we kunnen weer op een normaal niveau met elkaar praten.
“I will put the motor in my deux chevaux”, grapt Jean François.
“Then the motor will drive away, while you are still holding the steering wheel”, zeg ik.
Ik ben onder de indruk van wat ik benedendeks gezien en gevoeld heb. Ik weet dat een profwielrenner langdurig 200 – 400 Watt kan leveren. De twee scheepsmotoren leveren 8.400.000 Watt. Stel dat je dat vermogen door wielrenners moet leveren, dan heb je 42000 renners nodig. Dan wordt het erg druk op het schip. Het is wel zo dat het schip veel containers meeneemt. De Timca vervoert ongeveer 600 stuks van 20 voet lang. Dan heb je nog steeds 70 wielrenners nodig per container. Een heel peloton.
Zien is geloven. Er varen duizenden schepen over de oceanen. Allemaal met een krachtcentrale aan boord en een dikke rookpluim uit de schoorsteen. Een toekomstig schip moet elektrisch aangedreven zijn, vind ik. Maar hoe zit het precies? Ik moet nog veel uitzoeken voor mijn verhaal Ships for a Future.